Nedersaksisch

Taalgroep
Indo-europees / Germaans / West-Germaans / Nederduits / Saksisch (met enkele Ingwaeoonse [kustgermaanse] kenmerken)

Gebied en dialecten
Nedersaksisch wordt gesproken in (ruwweg) Noord-Oost Nederland en Noord-Duitsland. In Duitsland is Nedersaksisch officieel erkend in acht noordelijke deelstaten (Bundesländer): Sleeswijk-Holstein (Schleswig-Holstein), Hamburg, Nedersaksen (Niedersachsen), Bremen, Noordrijn-Westfalen (Nordhein-Westfalen), Mecklenburg-Vorpommern, Saksen-Anhalt (Sachsen-Anhalt) en Brandenburg. Het wordt ook gesproken in een klein gebied in het noorden van Hessen. Over het algemeen worden deze dialecten, die sterk door het Duits beïnvloed zijn, als volgt gegroepeerd:

Het oostelijke deel van het taalgebied spreidde vroeger uit over wat nu Noord-Polen is (West-Pruisisch of Oostpommers) tot aan delen van Rusland (Kaliningrad, Königsberg - Oost-Pruisisch). Met uitzondering van het Mennonitische West-Pruisische dialect (Plautdietsch) zijn deze dialecten ten oosten van Duitsland uitgestorven.

De dialecten in Nederland zijn sterk door het Nederlands beïnvloed:

[klik hier voor een kaart]

De noordelijke dialecten kunnen worden beschouwd als onderdeel van het Noordnedersaksisch, de rest kan worden beschouwd als onderdeel van het Westfaals.

De officiële “Duitse” minderheid in Denemarken (vooral in Jutland) sprak vroeger grotendeels Nedersaksisch. Het label “Duits” heeft echter geleid tot taalbeleid gericht op de Duitse taal, omdat het Nedersaksisch indertijd nog niet officieel erkend was. Administratie, media, onderwijs en kerkdiensten voor die minderheden zijn in het Duits en tolereren geen Nedersaksisch. Als gevolg hiervan is het Nedersaksisch in Denemarken uitgestorven of op sterven na dood.

Verder wordt Nedersaksisch nog gesproken in Rusland, de Oekraïne, Kazakstan, Kirgizië, Oezbekistan, Australië en Noord-Amerika. De dialecten in Oost-Eurazië behoren tot het Mennonitische “Plautdietsch”. Veel van de sprekers ervan zijn recentelijk gemigreerd naar Duitsland. Plautdietsch wordt ook gesproken in Noord-Amerika, waar overigens ook veel andere Nedersaksische dialecten worden gesproken, vooral in het Midwesten van de VS. In sommige gevallen begon in de 19e eeuw een ontwikkeling van specifieke Amerikaanse dialecten van het Nedersaksisch, met zowel archaïsche als vernieuwende elementen.

Naamgeving
Wat hier Nedersaksisch wordt genoemd, staat ook bekend onder de naam “Nederduits” (Low German), vooral in relatie tot de in Noord-Duitsland gesproken dialecten. Echter, alhoewel deze term in Duitsland vaak wordt gebruikt, is de keuze voor “Nederduits” niet bepaald gelukkig. 
Ten eerste, Nedersaksisch is de Saksische tak van een West-Germaanse taalgroep, “Nederduits” genoemd. Het “Nederfrankisch” (Nederlands, Vlaams, Zeeuws en Afrikaans) maakt ook onderdeel uit van deze taalgroep, en is dus sterk verwant aan het Nedersaksisch.
Ten tweede wordt de term “Nederduits” (in het Duits: Niederdeutsch of Plattdeutsch) door veel Duitsers als verzamelnaam gebruikt voor dialecten die toevallig in Duitsland worden gesproken, maar die histirisch en taalkundig lang niet altijd verwant zijn. Sommige van deze dialecten hebben hun oorsprong in het Oudsaksisch (en zijn dus als Nedersaksisch te bestempelen), maar anderen zijn meer verwant aan het Nederlands of het Limburgs (deze talen worden elders in deze serie beschreven).
De vaak gebruikte term Platt (of Plattdeutsch) of plat is nog minder nauwkeurig, omdat het kan verwijzen naar alle niet-standaardtalige taalvariëteiten in de lage landen (inclusief Duitsland), zelfs naar veel zuidelijker gelegen Duitse dialecten, zoals Allemanisch. Bovendien, Nedersaksisch em Duits zijn voortgekomen uit twee verschillende talen: respectievelijk Oudsaksisch en Oudduits. Voordat Nedersaksisch in zijn geheel werd overschaduwd en onderdrukt door het Duits, noemden veel sprekers de taal toch nog “Saksisch” (sassysch, enz.) of “Nedersaksisch” (nedersassysch, enz.), sommigen nog tot in de 20e eeuw.
Om de inconsistentie in naamgeving “Oudsaksich > Nederduits” te verbeteren, hebben enkele Duitse geleerden de vroegere taal “Oud Nederduits” genoemd, in de traditie van de verduitsing. De dialecten gesproken in het oosten van nederland worden nog steeds gewoonlijk als “Nedersasksisch” aangeduid.
Taalkundig gezien zou de meest nauwkeurige term “Saksisch” zijn. Echter, deze term wordt al gebruikt voor de Duitse dialecten die wordn gesproken in de Duitse deelstaat Saksen (Sachsen), van origine een niet-Saksiche staat die zo genoemd is vanwege staatkundige manoeuvres.
Tegenwoordig reageren de meeste Duitsers met verbazing en afwijzing op de naam “Nedersaksisch” (Niedersächsisch), niet alleen vanwege de eeuwenlange heersende taalzuiveringsideeën, maar ook omdat de naam geassocieerd wordt met de relatief recent (1946) opgerichtte Duitse deelstaat Nedersaksen (Niedersachsen), één van de acht deelstaten waarin het Nedersaksisch gesproken wordt. Om deze reden zijn sommigen begonnen met het gebruiken van de Nederlandse term Nedersaksisch in plaats van de Duitse equivalent Niedersächsisch, vooral wanneer het gaat om de in Nederland gesproken dialecten van de taal.

Geschiedenis
Er is niet veel bekend over de Saksen en hun taal van vóór Christus. Enkele runense fragmente lijken in het Oudsaksisch geschreven te zijn, maar ze bestaan grotendeels uit namen en geven weinig informatie. De oudst bekende referente aan de Saksen verschijnt in de administratie van de Grieks-Egyptische geograaf Ptolemeus in de 2e eeuw vóór Christus. Kort daarna worden de Saksen in Romeinse administratie afgeschilderd als piraten die de kust van Gallië (Frankrijk) en Brittannië teisterden. Sommige Saksen stichtten nederzettingen in de kuststreek van Gallië en werden uiteindelijk opgenomen in de lokale Romaans-Keltische bevolking. In het midden van de 5e eeuw begonnen Saksen zich te vestigen in Engeland. Uiteindelijk werden er Saksische koninkrijken gesticht in Zuid-Engeland, waar hun taal, met invloeden van andere Germaanse variëteiten, ontwikkelde tot de zuidelijke dialecten van het “Angelsaksisch” of Oudengels.
Er wordt aangenomen dat de saksen begonnen als stam of krijgsmacht van de Germaanse Chauci en dat hun naam, gebaseerd op hun karakteristieke korte zwaarden (sahs), later ook werd gebruikt voor andere stammen. Verder wordt aangenomen dat het huidige Holstein (in Noord-Duitsland) het oorspronkelijke leefgebied van de Saksen is, en dat de Saksen langzaamaan zuidwaarts zijn getrokken. De Saksische regio bestond uiteindelijk uit vier stamdomeinen, of provincies: Noord-Albingia (ten noorden van de monding van de Elbe), Angria (ten zuiden van Nord-Albingia, Westfalen (ten westen Angria) en Oostfalen (ten oosten van Angria). Hun buren waren Friezen langs de Noordzeekust, Franken in het zuiden en westen en Slaven in het oosten. Elke provincie was onderverdeeld, en elke divisie had zijn eigen aangewezen leider (furest, letterlijk “de eerste”). Er was geen heerser over alle Saksische gebieden. Het vroegere Saksen was dus een relatief losse alliantie van stammen. Het was een type republiek met jaarlijkse bijeenkomsten van lokale vertegenwoordigers.
In het jaar 772 verklaarde een officiële Christelijke alliantie onder de Frankische keizer Karel (Karel de Grote, of Charlemagne - 742-814) Saksen de oorlog. Dit is hetb begin van het einde van de Saksische onafhankelijkheid, als ook van zijn oude religie met de oppergod Sahsnot naast de algemeen Germaanse oppergoden Wodan (Odin) en Donar (Thunar). Tien jaar, en vele veldslagen later, werd Saksen geannexeerd, alhoewel regionaal verzet bleef bestaan tot 804.
Gedurende deze tijd werden de gebieden ten oosten van de Elbe (en gedeeltelijk ook enkele gebieden ten westen ervan), die eerder bewoond werde door Oost-Germanen, binnengetrokken door West-Slaven (wier voorouders noordwaarts vanuit de Balkan waren gemigreerd). Deze gebieden werden langzaamaan ingetrokken door Germaanssprekenden, door een combinatie van oorlogsvoering en kruistochten. Beginnend in de 12e eeuw stroomde een enorme migratiegolf richting deze gebieden, uit verschillende dichtbevolkte gebieden in Noord-West Europa. Germaanse taalvariëteiten vervingen langzaamaan de Slavische, maar Slavische kenmerken bleven bestaan in de dialecten van die gebieden. In sommige gebieden bleven ook Baltische sporen van de nu uitgestorven (oud) Pruisische taalachter. In gebieden in het oosten van Saksen groeiden de door het Baltisch, Slavisch en Nederfrankisch beïnvloedde variëteiten uit tot wat nu “Oostnedersaksisch” genoemd wordt.
Het Nedersaksisch heeft zich ook verspreid over Friessprekende regio’s in het noordwesten. In de meeste gebieden langs de Noordzeekust heeft het uiteindelijk alle Friese dialecten vervangen: in Duitsland in de gebieden tussen de monding van de Elbe tot aan wat nu Nord-Friesland is, maar ook westelijker richting Ost-Friesland, Centraal-Friesland (Emsland en delen van de regio Oldenburg), en in Nederland het grootste gedeelte van Groningen en een klein deel van de provincie Friesland. In wat nu Noord-Duitsland is, werd Nedersaksisch de tweede taal voor de overgebleven Friessprekenden. De Nedersaksische dialecten van al deze gebieden hebben min of meer enkele Friese kenmerken overgenomen.
In dezelfde tijd begon een netwerk van meest Saksisch-sprekende koopmangilden uit te groeien tot een grote handelsstadalliantie, bekend onder de naam “Hanzesteden”. Het machtscentrum van het samenwerkingsverband tussen deze steden lag in Saksische havensteden, zoals Lübeck, Hamburg en Bremen. Het samenwerkingsverband spreidde zich verder uit langs de kust en in het binnenland, naar steden zoals Groningen, Nijmegen, Zwolle, Deventer, Kampen, Cologne, Dortmund, Osnabrück Lunenburg, Brunswick, Magdeburg, Berlijn, Wismar, Rostock, Stralsund, Danzig (Gdansk), Königsberg (Kaliningrad), Krakow, Riga, Reval (Tallinn), Visby, Kalmar en Stockholm. Deze alliantie domineerde nederzettingen langs de kust van de Oostzee en had een afdelingskantoor (kontor) in Vlaanderen (Brugge, 1347-1563), Engeland (Londen, 1282-1598), Rusland (Novgorod, midden 13e eeuw-1494) en Noorwegen (Bergen, ca. 1360-1754). De Middelnedersaksiche taal, vooral gebaseerd op het dialect van Lübeck, werd de internationale handelstaal. Direct en indirect beïnvloedde het de oorspronkelijke talen van verschillende gebieden, vooral Scandinavisch, Baltisch (vooral Litauws en Estisch) en Slavisch (vooral Pools en Kasjubisch). Het beïnvloedde ook het Middelduits. In die tijd werd het gezien als een eigen taal met eigen rechten en na de protestantse reformatie is de bijbel naar het Nedersaksisch vertaald. Het stond toen bekend als “Saksisch” en “Nedersaksisch”. Echter, het werd ook “Duits” en “Nederduits” (dudesch, nederduydesch, enz.) genoemd. De term “Duits” was het minst nauwkeurig, omdat behalve Saksiche dialecten ook de Middeleeuwse en vroegmoderne Nederfrankische (“Dietsch”) dialecten van Limburg, Holland, Brabant, Zeeland en Vlaanderen bedoeld werden, alsmede zelfs verscheidene Duitse dialecten.
Ondanks de toenemende handel verminderde de macht van de Hanzesteden, en tegen het einde van de 16e eeuw en het begin van de 17e eeuw verviel het samenwerkingsverband tusse de steden. Als gevold daarvan verloren de Saksische dialecten internationaal prestige. Bovendien begon ongeveer op datzelfde moment de Duitse taalbeweging Saksen binnen te trekken. Dit begon met hogere onderwijsinstellingen en spreidde zich later uit naar aristocratische kringen en de gegoede burgerij, alsmede naar vele kerken. Het Duits werd hiermee de taal van prestige en de autochtone Saksische dialecten kregen al snel een lagere status. Veracht door de heersende klasse, afgewezen door het ambitieuze deel van het volk en verbannen uit het onderwijs; Saksisch werd gezien als een verzameling van minderwaardige Duitse dialecten. Hetzelfde ging het in Nederland; het Nederlands kreeg steeds meer prestige en de Saksische dialecten in het oosten van het land werden gezien als “boeredialecten”.
In de 19e eeuw was sprake van een Nedersaksische taalrenaissance, die gezien kan worden als deel van de Europese romantiek in reactie op de Industriële revolutie. Geleid door schrijvers en anderen met bovengemiddelde opleiding, probeerde deze beweging het Nedersaksisch weer als literaire taal in te stellen en begonnen dus een spellingsysteem te ontwikkelen. Vanaf die tijd bleef Nedersaksische literatuur vooral beperkt tot religieuze, landelijke, amusante, sentimentele, nostalgische en volkse genres en stijlen. Serieuze pogingen om de taal in hedendaagse en experimentele situaties te gebruiken begon nen pas in de jaren '70 en zijn nog niet ver. Er is nooit een standaardtaal ontwikkeld. Nedersaksisch bestaat tegenwoordig dus uit een hoop dialecten die op verschillende manieren worden geschreven; het gevolg zijn inconsistente en warrig toegepaste spellingen die gebaseerd zijn op de Duitse of Nederlandse standaardtaal.
De eerste decennia na de tweede wereldoorlog kwamen hard aan voor Nedersaksisch in Duitsland. Grote delen van het oostelijke grondgebied gingen naar Polen en Rusland, en de Nedersaksisch-sprekende bevolking ging wonen in Midden- of Zuid-Duitsland of emigreerde naar Noord-Amerika. Hun dialecten zijn nu uitgestorven, op op sterven na dood, met uitzondering van “Plautdietsch” dat al eerder naar Oost-Europa, Siberië, Centraal-Azië en Noord-Amerika is geëmigreerd. Bovendien, toen vele Duitstaligen zich in Noord-Duitsland vestigden (de gebieden waar Nedersaksisch gesproken wordt), begon het standaardduits aan een opmars door middel van het onderwijs en media, waardoor de rol van de oorpsronkelijke Nedersaksische dialecten zo goed als direct werd gemarginaliseerd. Als gevolg van het Duitse taalbeleid kozen vele ouders ervoor om hun kinderen niet in hun moedertaal op te voeden, maar in het Duits. Vooral in de stedelijke gebieden werd het gebruik van Hoogduits als socio-economisch succes gezien. Hierdoor zijn vele Nedersaksische variëteiten tegenwoordig bedreigd, vooral levend gehouden door enthousiastelingen (vaak al op leeftijd), activisten en artiesten.
Aan het eind van het tweede millennium werd het Nedersaksisch officieel erkend als “streektaal”, in Nederland in 1997 en in Duitsland in 1999. De tijd zal ons leren hoe dit in beleid zal worden vertaald, en of het in combinatie met het recentelijk iets verbeterde beeld van de taal ervoor kan zorgen dat deze taal niet uit zal sterven.

Aantal sprekers
Het precieze aantal sprekers is niet bekend, omdat er nog nooit grootschalige onderzoeken naar zijn gehouden. Schattingen variëren tussen de 2 en de 10 miljoen. De schattingen voor enkel de Nederlandse gebieden liggen meestal rond de 1,5 tot 2 miljoen, schattingen voor het Duitse gebied zijn veel minder precies. Veel hangt af van hoe de taalkennis van sprekers wordt gedefinieerd. Het aantal valt hoger uit wanneer mensen die slechts korte conversaties kunnen voeren ook worden meegeteld, en kan zelfs helemaal hoog uitvallen als ook mensen worden meegeteld die een op het Duits of Nederlands gebaseerd dialect spreken met slechts enkele Nedersaksische woorden. Het aantal 'echte' sprekers is klein en is dalende. Echter, in Noord-Duitsland is een tendens tot het aanleren van Nedersaksisch als tweede taal.

Status
Het Nedersaksisch is officieel erkend als streektaal in Noord-Oost Nederland (in 1997) en in Noord-Duitsland (in 1999) volgens het Europees Handvest voor Streek- en Minderheidstalen. Het is echter nog niet duidelijk hoe dit handvest verder wordt uitgewerkt, en welke concrete acties kunnen worden ondernomen.

Publieke diensten
In de gebieden waar het Nedersaksisch officieel is erkend, mag de taal in principe overal in elke officiële communicatie worden gebruikt. Voorlopig blijft dit echter theorie. In Duitsland worden onvoldoende financiële middelen en training het vaakst als excuus gebruikt om deze richtlijn niet te implementeren.

Onderwijs
Momenteel dient het Nedersaksisch niet als primaire taal in het onderwijs of als verplicht schoolvak, slechts in enkele scholen wordt het als keuzevak aangeboden. Het wordt als keuzevak of keuzeonderwerp aangeboden in een klein aantal openbare scholen, pabo's en universiteiten. Op universiteiten wordt het voornaamlijk bestudeerd als theoretisch onderwerp, altijd in het Nederlands of in het Duits.

Media
Er worden en werden veel literaire werken in het Nedersaksisch gepubliceerd. Verschillende Nedersaksische boeken en tijdschriften worden jaarlijks uitgegeven, dit aantal is de afgelopen jaren alleen maar gestegen. De meeste werken vallen nog steeds in de categorie 'volks' en 'komedie', maar er worden ook serieuzere werken gepubliceerd. Deze laatste categorie wordt aangemoedigd door het instellen van literatuurprijzen. Ook worden meer en meer werken uit andere talen vertaald naar het Nedersaksisch.
Er zijn enkele professionele Nedersaksische theatergroepen en vele amateur theatergroepen. De laatste tijd hebben sommige theatergroepen geprobeerd om een begin te maken met hedendaagse en niet-religieus getintte stukken, uit eigen werk of vertaald uit andere talen.
De productie vanNedersaksische geluidsopnames is de laatste jaren toegenomen. Het meest voorkomend zijn dan boeken en muziek op cassettebandjes of cd's. Naast het gewoonlijke, traditionele werk zijn er ook hedendaagse muziekoptredens, zoals chansons, popmuziek en rock.
Het Nedersaksisch heeft een lange traditie in radiouitzendingen, vooral hoorspelen, voorleeswerk en religieuze preken, de laatste tijd ook steeds meer in talk shows. De taal wordt op televisie minder gebruikt, maar er lijkt een kleine toename te zijn.
Het gebruik op internet neemt ook stelselmatig toe. Dit medium lijkt veelbelovend, omdat het sprekers, studenten en andere geïnteresseerden over de hele wereld kan verenigen.

Auteur: Reinhard F. Hahn, 2002
Vertaler: Mathieu van Woerkom, 2002

Meer informatie: http://www.lowlands-l.net (Klik op “Resources” en op “Links” of “Offline Material”.)

[terug naar de beginpagina]