Stadsfries

Stadsfries verwijst naar een groep dialecten die zich heeft ontwikkeld in de grotere steden van Friesland. Hoewel de dialecten van steden zoals Leeuwarden, Harlingen, Sneek en Bolsward onderling verschillen, is elk een mengeling van Friese woordenschat en uitspraak, en Hollandse grammatica. Het grootste stadsfriese dialect is dat van Leeuwarden, waar het lokale dialect Liwwarders wordt genoemd. Dit dialect wordt dagelijks gesproken door nog ongeveer 20.000 mensen. Al vele jaren verschijnt in de Leeuwarder Courant een column in het Liwwarders, onder de titel “ Onder ‘t klokje”, een verwijzing naar de oude binnenstad, waar de ‘echte’ Liwwarders woonden.

Lexicologisch heeft het Liwwarders woorden uit het Fries en het Hollands opgenomen, maar het heeft ook een eigen, unieke woordenschat:

Nederlands

ook

moeder

oma

Fries

ek

mem

beppe

Liwwarders

oek

moeke

opoe

In het Liwwarders krijgen voltooid deelwoorden vaak geen ge- voorvoegsel, hiermee volgen de werkwoorden over het algemeen het Friese (en Nedersaksische) patroon. Wel wordt vaak een Hollandse stam gebruikt. Bijvoorbeeld:

Nederlands

geknoopt

gewacht

Fries

knotte

wachte

Liwwarders

knoopt

wacht

Over het algemeen wordt de Hollandse ui in het Liwwarders uitgesproken als uu (soms geschreven als ú), en in het Fries als oe of uu (geschreven als û):

Nederlands

huis

kluis

gruis

Fries

hûs

klûs

grûs

Liwwarders

hús

klús

grús

Met de toenemende populariteit vor het Fries als de streektaal, het gebruik van het Engels as internationale lingua franca en het Nederlands als de taal van de scholen en de media, lijkt het Liwwarders gestadig te verdwijnen. Deel van het probleem is dat het Liwwarders nog steeds als minderwaardig wordt ervaren, zelfs door de sprekers ervan; de spreker schakelt over van Liwwarders naar ‘netjes’ Nederlands als het gesprek niet meer over koetjes en kalfjes gaat. Ook sprekers van het Fries beschouwen het niet bepaald als iets hoogstaands. Toch blijft het voor een groot aantal Friezen oanze moekestaal.

Auteurs: Andrys Onsman en Tjomme Bleeker, 2002

Bloemlezing
Bron: Babeloebe http://www.gemeentearchief.nl/galgelappers.html
Vertaler: Mathieu van Woerkom

Mutte jum’es lústere! Dan sa’k jum fertelle, hoe ’t de Liwwadders an har bijnaam fan ‘galgelappers’ komen binne. Eertieds hadden alle steden in Friesland, en oek de groatere dorpen daar ’t rechthuus fan ’e grietenij ston, it recht fan galg en rad, sô as dat toen hiette. Met andere woarden: in die plakken mochten en moesten kriminelen, moardenaars, branstichters en andersoartig gespús, foor sôver a’tse daar, of in ’e onderhoarichhied fan die plakken hun misdaden begaan hadden, oek ophongen wudde an’e galg.

Moeten jullie eens luisteren! Dan zal ik jullie vertellen, hoe de Liwwarders aan hun bijnaam van ‘galgelappers’ zijn gekomen. Vroeger hadden alle steden in Friesland, en ook de grotere dorpen met eigen jurisdictie, het recht van galg en rad, zoals dat toen heette. Met andere woorden: in die plaatsen mochten en moesten criminelen, moordenaars, brandstichters en andersoortig gespuis, voor zover ze daar, of in de onderhorigheid van die plaatsen hun misdaden begaan hadden, ook opgehangen worden aan de galg.

Meer informatie: http://www.lowlands-l.net (Klik op “Resources” en op “Links” of “Offline Material”.)

[terug naar de beginpagina]